width=Wat is nou precies een ‘Siekermannetje’? Rooie koppen, gebalde vuisten, verhitte discussies. Vooral tussen Cees Siekerman en Rob van den Dobbelsteen. ‘Regels zijn regels’, zei de laatste op de Herenmiddag van 11 mei, maar weer eens. En hij vervolgde: ‘Een ‘Siekermannetje’ maak je door de bal met je putter, ik herhaal: met de putter, van buiten de green in de hole te mikken’. ‘Quatsch’, riposteerde Cees vilein grijnzend, ‘er is toevallig maar één ‘Siekermannetje’ en dat ben ik. Gemaakt door vader Bertus.’

Herrie in de tent. Of beter gezegd, op het terras. Van den Dobbelsteen die op zijn ponteneur bleef staan en Siekerman die met een doorzichtig grapje rookgordijnen probeerde te leggen. Daarom gisteravond maar eens naar Egmond aan de Hoef gereden om bij Cees thuis voor eens en altijd de waarheid proberen te achterhalen. De heer des huizes (driver in zijn rechterhand, teetje in zijn linker, sigaartje in zijn mond) deed zelf open. Trillend op zijn benen, en duidelijk op de hoogte waarom ik hem namens de Geheime Dienst van GC De Koggen een diepte interview kwam afnemen. ‘Koffie?’ vroeg hij zwaar zwetend om vervolgens zonder het antwoord af te wachten naar de keuken te lopen. Wat mij de gelegenheid gaf de kamer rond te kijken.

Ik keek mijn ogen uit, lieve lezers en lezeressen. Hier woonde een groot kampioen. Zonneklaar. Geen behang te bekennen. Alle wanden waren van plint tot plafond bedekt met bekers, medailles, diploma’s, vaantjes en opgezette vogeltjes uit het atelier van makelaardij Sneek. Golfprijzen, al wat je zag. ‘Oh, dat is nog niks hoor’, zei Cees bescheiden toen hij terugkwam met de koffie, ‘mijn echte trofeeën, mijn groene jasjes bijvoorbeeld, hangen boven in de slaapkamer. Val ik zo lekker bij in slaap.’

Hij stak een tweede sigaartje op. Iets rustiger nu. Maar op zijn hoede.

Ik: ‘Je weet waarschijnlijk waarom ik kom.’

Cees: ‘Ja.’

Ik: ‘Er is op de Herenmiddag een uitputtende discussie gaande wat nou precies een ‘Siekermannetje’ is. Wat versta jij daaronder?’

Cees mij onderzoekend aankijkend: ‘Dat weet je toch zelf ook wel? Uitholen van de buiten de green. Een no-putt zogezegd.’

Ik: ‘Rob van den Dobbelsteen is het daar niet mee eens. Hij beweert dat hij de term heeft bedacht nadat hij jou een jaar of wat geleden in één rondje tot twee keer aan toe de bal met je putter van ver buiten de green in de hole zag mikken.’

Cees, met zijn mouw een vlekje van de voor hem staande beker poetsend: ‘Ja kijk, uitholen van buiten de green, is een gave. En die beheers ik als geen ander. Dat is niet te leren. Nou ja, alleen door liefde en totale, maar dan ook totale overgave voor bal en putter, zou het misschien met de jaren kunnen komen. Als een genade. Maar toen Dobbelsteen zag wat ik met de putter allemaal kon, wist hij meteen – en dat begrijp ik heel goed, want dat overkomt iedereen die met mij heeft mogen spelen – dat hij dat nooit zou kunnen evenaren. En dat hij toen uit diep ontzag ter plaatse de term ‘Siekermannetje’ heeft bedacht, daar kan ik inkomen. Het is nu eenmaal zo dat er op de wereld weinigen rondlopen, die zo kunnen toveren met een putter als ik. Laat staan in Spierdijk.’

Ik: “Maar daarmee zeg je dus dat de leden van GC De Koggen er geen hout van kunnen.’

Cees met een bulderende lach en amicaal een hand op mijn blote schouder leggend: ‘Maar lieve, lieve, lieve Dolly, dat is toch ook zo? Ik kan het jou wel toevertrouwen, want jij vertelt het toch niet verder, maar mannen als Laan, Hes, Schilder, Venekamp, Duijn, Bleyendaal, Vlaar, Verberne, Heemskerk, Den Dulk, Beliën, Stoop, Hertog en noem maar op, dat zijn toch niet meer dan een stelletje goedwillende prutsers dat qua techniek en mentaliteit – dàt vooral – niet in mijn schaduw kan staan? Dus heb ik de regel van wat nu exact een ‘Siekermannetje’ is, verruimd. Anders wordt er nooit één geslagen. Uitholen van buiten de green mag in Spierdijk van mij – en ik mag dat zeggen, want ik ben wedstrijdleider –  ook met een wedge. En van mijn part met een driver. Zodat die arme schatten ook eens een kans hebben op een ‘Siekermannetje’.’

Ik (fluisterend): ‘Dobbel dreigt met een kort geding.’

Cees zich op de dijen slaand van plezier, de koffiekopjes rinkelden ervan: ‘Moet-ie doen, moet-ie doen. Hahahaha, hij heeft geen poot om op te staan. Had-ie maar patent moeten aanvragen op de naam. MIJN naam trouwens. Hij mag blij zijn dat hij die heeft mogen gebruiken. Laatst sloeg hij weer eens een birdie. Stom geluk. Maar had je ’m moeten horen zeg, ‘een birdie, een birdie, ik heb een birdie geslagen’, iedereen moest het weten. De lieverd. De paus gaat nog eerder trouwen, dan dat hij een ‘Siekermannetje’ slaat met een putter. Ook hij zou blij moeten zijn met de verruiming van de regel. Maar het is een fundamentalist joh, en die breng je niet vlug op andere gedachten. Moet hij weten. Maar hij zal zich toch moeten voegen naar mijn regels. Want toevallig is er maar eentje de baas. Ik.’

Diep onder de indruk, reed ik huiswaarts.

Dolly D. Dogleg